Verslag Bangladesh
Een zachte bries komt de klas binnen. Wat blaadjes dwarrelen door de deuropening.
Ik sta bij het schoolbord met een wit krijtje in m’n handen.
49 paar verwachtingsvolle ogen kijken me aan.
Hoe het leven is in Nederland, dát willen ze horen. En of ik nog een keer in het Nederlands van 1-10 wil tellen…
Het was één van de vele ervaringen in Bangladesh.
Ik was opgehaald van het vliegveld in Dhaka (de hoofdstad) door mr. Halder (de directeur van het kindertehuis), die ik verder in mijn verhaal ‘Uncle’ zal noemen, zoals iedereen hem noemt.
Ik was erg dankbaar toen ik hem in de hal zag. De stress van de reis (op Dubai had ik maar 20 minuten overstaptijd gehad door vertraging) en de eindeloze vragen bij de ‘Immigration’ hadden me vermoeid. Maar, ik was er doorheen! Ik stond aan het begin van een nieuw avontuur!
Toen we het vliegveld afliepen kwamen we een hek tegen met daarachter veel bedelende mensen. Een intens schrijnend gezicht. Handen werden door tralies gestoken. Lege handen. Uncle liep door. Ik volgde hem. Wat moest ik anders?
Na een uur met de auto over een weg (met meer gat dan weg) kwamen we bij het Children’s Home aan. Alle kinderen stonden mij op te wachten in een erehaag. Ik kreeg rozenblaadjes over mij heen gestrooid… Wat een ontvangst. Ik wist niet waar ik moest kijken.
Tot grote hilariteit van de kinderen ging mijn sari een stukje los (deze soort jurk had ik blijkbaar te los vastgeknoopt). Gelukkig bleef het grootste gedeelte om mijn lichaam heen hangen en had ik een legging aan J.
We gingen naar binnen waar ik wat te eten aangeboden kreeg. Daarna ging ik snel naar bed want ik had een nacht overgeslagen.
Aan het einde van de middag had ik m’n eerste ontmoeting met Joyati. Wat was dat bijzonder. Eindelijk kon ik haar in levende lijve zien! Ze sloeg haar arm om me heen en liet me niet meer los. Ze nam me mee naar hun slaapzaal, een zaal met veel stapelbedden. Ik schat in dat er rond de 50 kinderen sliepen. Ik leerde een aantal van haar vriendinnen kennen en we hadden een gezellige eerste ontmoeting met elkaar.
’s Avonds had ik mijn eerste ervaring met de ‘kerkdienst’ die elke avond gehouden wordt.
De jongens en meiden zitten (net als in de klas) gescheiden van elkaar.
Er worden liederen gezongen, die begeleid worden door een muziekgroepje. Daarna wordt er door een jongere (boven de 15) een Bijbelgedeelte gelezen en mag diegene er in een paar minuten wat over zeggen.
De eerste avond werd ik naar het podium geroepen, onverwachts. Of ik iets over mezelf wilde vertellen. 400 paar kinderogen waren op mij gericht. Ik vond het heerlijk om bij hen te zijn en hen te groeten namens de Heere God en namens Nederland.
Dienen en vertrouwen
Gedurende het verblijf heb ik veel gezien en geleerd van Uncle en Auntie (de vrouw van de directeur). Ik heb grote bewondering en diep respect voor dit echtpaar gekregen.
Auntie heeft jaren geleden na haar studie tot taaldocent een prachtige baan aangeboden gekregen in de V.S. Maar ze koos voor de weg van dienen. Het dienen van kinderen.
Het echtpaar heeft veel, heel veel wijsheid van de Heere gekregen. Ze gaan vol liefde maar ook gezag met de kinderen om. Ik heb gezien dat ze écht het verschil voor deze kinderen maken.
Verder heeft Uncle er voor gezorgd dat niet alleen het Children’s Home, maar ook het dorp eromheen stroom heeft gekregen van de overheid.
Dit heeft geleid tot een goede reputatie in de omgeving, ook onder de moslims.
Tegelijkertijd zijn ze alert en hebben ze een grote muur rondom de compound gebouwd.
De kinderen moeten wanneer het ’s avonds buiten donker wordt, naar binnen. Je weet immers nooit…
Vijf maal per dag klinkt de oproep tot gebed door de moskee. Soms worden er niet zulke mooie dingen gezegd over christenen door deze luidsprekers.
Gelukkig weten Uncle en Auntie Wie hen beschermd… en hun vertrouwen is nooit beschaamd.
Ontmoetingen
Door de weken heen heb ik veel kinderen mogen leren kennen.
Graag deel ik een ontmoeting met een 10-jarig jongetje die ik in de kleine bibliotheek in de school tegenkwam. Ik raakte met hem aan de praat (Engels en wat Bangla) en vroeg uiteindelijk wat hij later graag wilde worden. Hij haalde zijn schouders op. Hij zei: Ik weet het nog niet. Het maakt me ook niet uit. Wat de Heere God wil dat ik word, dát word ik.
Wat een vertrouwen en wat een hoop straalde er van dit jongetje af!
Ook Jewel vertrouwt op God. Hij woont in bij Uncle en Auntie in huis. Een paar jaar geleden was hij met Kerst naar zijn ouders gegaan op het platteland. Wat was hij geschrokken.
Van zijn moeder, die van rijst altijd alcohol moest maken voor zijn verslaafde vader…
Zijn vader die in een dronken bui zijn kinderen nóg harder sloeg… zijn broertjes en zusjes die 1 keer per dag een beetje rijst te eten kregen en broodmager waren…
Terug in het Children’s Home heeft hij huilend om Auntie’s been gehangen, smekend of niet ál zijn broertjes en zusjes in het kindertehuis mochten komen wonen.
Dit konden zij niet waarmaken. Éen zusje mocht wel komen. De eerste dag dat ze op de compound was concludeerde ze: ‘Hier wil ik niet meer weg’.
Dagelijkse bezigheden
De kinderen gaan 6 dagen in de week naar school (alle dagen behalve vrijdag).
Elke dag beginnen de christelijke teachers gezamenlijk met Bijbellezen, een korte meditatie en gebed. Daarna is de assembly, de bijeenkomst waarbij alle kinderen in rijen op het veld staan en een soort volkslied zingen. Ook wordt dan de vlag gehesen. Daarna gaan ze naar school.
Tijdens mijn verblijf ging ik ’s ochtends naar de keuken om daar te helpen (nou ja, keuken??). Elke dag moet er immers voor honderden kindermonden eten zijn.
‘s Middags hielp ik bij de slow learners class en in de bibliotheek. Daarna ging ik vaak naar Joyati en haar vriendinnen of kletste ik met andere kinderen (de kinderen leren al jong Engels).
Elke avond hadden we de korte ‘kerkdienst’ en daarna gingen we naar binnen.
Soms deed ik ook andere dingen zoals meelopen met de verpleegkundige en bij het spreekuur van de dokter aanwezig zijn. Een keer werd ik uitgenodigd door één van de teachers om daar thee te komen drinken. Ze had van het weinige geld dat ze bezat, koekjes voor mij gekocht… beschamend.
Eenmaal per week was er een prayer meeting, waarbij veel teachers en andere stafleden aanwezig waren. Elke dag zag ik de kracht van gebed werkelijkheid zijn; elke dag voorzag de Heere God in eten, drinken, onderdak en onderwijs voor al deze kinderen.
Lakens
Mijn familie en collega’s van mijn werk in Nederland hadden geld voor lakens gesponsord. De kinderen in het Children’s Home hadden namelijk geen beddengoed. Op een ochtend mocht ik fleurige lakens uitdelen. Wat waren de kinderen er blij mee!
Mensen uit de V.S. hadden matrassen gesponsord. Nu konden de kinderen eindelijk op een zachte onderlaag en onder een mooi laken slapen.
Intense armoede
Af en toe moesten Uncle en Auntie in de hoofdstad zijn (daar hebben ze o.a. ook een kantoor). Soms ging ik dan mee. Hoewel ik niet zelf hoefde auto te rijden, vond ik het reizen soms toch spannend. De wegen in Bangladesh kennen geen orde. Verkeerslichten, verkeersborden en verkeersregels hebben ze niet en van APK keuring hebben ze nog nooit gehoord.
Op een keer stonden we in de file in de stad en zag ik links van ons een moeder met een 1 jarig dochtertje in erg armoedige kleren op de straat. Ze ‘woonden’ onder een lantaarnpaal. De moeder ging haar dochtertje die een bruine luier had gemaakt, verschonen.
Ze ‘waste’ de katoenen luier in het beetje water dat ze had. En omdat ze geen washandje had, ging ze haar dochtertje met die katoenen luier wassen. Het kindje had dorst en wilde van het vieze water drinken, maar kreeg een tik van haar moeder.
Dit is de waarheid van armoede in de ogen kijken. Geen huis. Geen thuis. Geen schoon water. Geen eten. Geen schone kleren. Maar overleven tussen de uitlaatgassen van de drukke straat.
Deze gebeurtenis heeft me tot in het diepst van mijn hart geraakt.
Ik kan erover vertellen aan mensen. Ik kan het beschrijven. Maar het komt nooit zo dichtbij dan wanneer je zoiets zelf ziet.
En dit is nog maar één verhaal… de verhalen van de zwervers die op ons raampje tikten, de verhalen van de jongens die op de riksja’s fietsen, de verhalen van de mensen en kinderen in de fabrieken heb ik nog niet eens verteld…
Terug in het Children’s Home realiseerde ik me dat er toch hoop is voor deze wereld. Omdat ze Góds wereld is. Er is licht aan de horizon.
Ik zie licht, wanneer ik kijk in de ogen van de kinderen in dit project. Ik zie de hoop voor hun toekomst. Ze zullen later waarschijnlijk in eigen onderhoud kunnen voorzien.
Ook in fabrieken worden projecten opgezet om de arbeidsomstandigheden beter te maken.
En tegelijkertijd… ligt er nog zoveel werk in dit land. In dit moslimland.
Bidt u mee? Om meer ontferming? Om meer geloof in de ware God? Om meer praktische hulp? Om meer sponsors? Of misschien… bent u zelf het antwoord op dat laatste gebed?
In Hem verbonden,
Astrid van Rossum.